:42:03
Appels.
:42:05
Moet je toch 's zien.
:42:13
- Au.
- Wat moet dat ?
:42:18
We hebben een eind gelopen
en ik had honger.
:42:22
- Zei u iets ?
- Ze had honger.
:42:26
Hoe zou jij het vinden als iemand
iets van jou afplukte ?
:42:30
o jeetje. Ik vergeet steeds dat ik
niet in Kansas ben.
:42:34
Kom mee, Dorothy.
Zulke appels wil je toch zeker niet ?
:42:38
Bedoel je dat mijn appels niet
goed zijn ?
:42:42
Ze houdt gewoon niet van groene
wormpjes.
:42:50
Wou je appels hebben ?
:42:58
Gelukt. Rapen maar.
:43:25
Een man.
:43:29
Een man van blik.
:43:39
Zei u iets ?
:43:43
- Hij zei 'oliespuit'.
- Hoezo, oliespuit ?
:43:47
oliespuit ?
:43:51
Daar is ie. Waar wilt u eerst
gesmeerd worden ?
:43:56
Z'n mond, zegt ie.