:47:09
Als je hem ontmoet, moet je
breed naar hem lachen.
:47:13
En je zegt: "Jo napot, broer."
:47:16
Tegen wie?
:47:18
Zoltan.
- Wie is Zoltan nou weer?
:47:26
Hij is de broer van mijn tweede man.
:47:28
Degene die?
:47:32
Zie je deze jas...
:47:34
...deze prachtige jas?
:47:38
Ik was de wijze vrouw van de stam.
:47:41
Erg belangrijk. Ik ben de zevende dochter
van de zevende dochter.
:47:45
Ga maar niet verder dan Zoltan.
:47:49
Zoltan is de hoofdman van de stam...
:47:53
...en omdat ik de wijze vrouw ben,
natuurlijk...
:47:56
Natuurlijk wat?
- Niets, liebling.
:47:58
Dat maakte hem woedend.
:47:59
Dus ik sloeg hem met een schop-
- Ga door.
:48:03
En toen ie buiten westen was,
ben ik weggegaan.
:48:06
Maar eerst stal ik de jas voor je.
:48:09
Doe niet zo gek.
Je wist niet eens dat ik bestond.
:48:11
Jawel, Nivashi vertelde het me.
Daarom heb ik de jas gepakt.
:48:15
Hij staat je zo goed.
:48:17
Ik wil die jas niet.
Hij mag het lelijke ding terughebben.
:48:20
Je begrijpt het niet.
- Wat niet?
:48:23
Als Zoltan jou in die jas ziet,
wil hij erom vechten.
:48:28
En als hij wint...
:48:32
...volg ik de jas.
- Maak je niet druk.
:48:35
Ik heb belangrijker dingen te doen
dan te vechten om jou en een jas.