:51:12
- Wat is er?
- Zie je die kinderen?
:51:15
Schattig, hè?
:51:17
Ze zijn overal waar wij zijn.
:51:20
In het park, bij mijn concert,
bij dat eethuisje.
:51:24
Paul. Doe snel de gordijnen dicht.
:51:31
- Zag hij je?
- Wie?
:51:33
- Je man.
- Staat hij daar dan ook?
:51:37
Zag je hem dan niet?
:51:41
- Wat moet ik doen?
- Luister even.
:51:44
Zag je je man nou wel of niet?
:51:48
Lk heb hem niet gezien. En jij dan?
:51:53
Waarom riep je zijn naam dan zonet?
:51:58
Lk bedoelde die kinderen.
Je zei toch dat ze ons volgen?
:52:02
- Ik zei niet...
- In het park, en afgelopen zondag.
:52:07
En nu staan ze hier weer.
:52:11
Je bent stapelgek.
:52:13
Dat zei je toch?
Altijd als wij samen zijn.
:52:18
Je man vermoedde toch niets?
:52:21
Dat dacht ik. Maar je weet natuurlijk
nooit zeker wat je man denkt.
:52:32
Hij kijkt stiekem, zie je?
:52:35
Ja, hoor. Echt iets voor Paul
om zoiets te bedenken.
:52:40
- Onschuldige meisjes als detective.
- Dat is wel heel gemeen.
:52:46
Het oneerlijke is, dat ik niet eens
iets verkeerds heb gedaan.
:52:51
Ja, naar muziek luisteren.
:52:53
Stel je toch voor,
twee van die blagen op onze nek.
:52:57
Als een man z'n vrouw
eenmaal wantrouwt