1:11:10
Wat is er?
1:11:16
Ik haal wel een sweater voor je.
1:11:21
Zo word je nog ziek.
-Hoe kan ik in een sweater zwemmen?
1:11:26
Ik rij je wel naar huis.
1:11:32
Ik moet naar huis zwemmen.
1:11:35
Waarom in godsnaam?
-Dat moet gewoon.
1:11:43
Ik haal de auto wel.
-lk kan niet met de auto gaan.
1:11:46
Dat is onmogelijk.
Hoe zou ik dat kunnen?
1:11:53
Lucinda wacht op me.
De meisjes tennissen.
1:12:00
Ik zwem naar huis.
1:12:31
Kom mee. Ga met me mee.
1:12:36
Dat kan ik niet.
-Kom mee.
1:12:39
Laat dat, alsjeblieft.
1:12:41
Laat me met rust.
-Dat wil je niet echt.
1:12:45
Laat me alsjeblieft met rust.
1:12:49
We hebben samen gevreeen in dit
zwembad. Je vond het heerlijk.
1:12:54
Ik loog.
-Je vond het heerlijk.
1:12:59
Laat dat.