:48:01
	Nou...
:48:04
	Ik weet niet of ik kan slapen.
:48:07
	Hint, hint.
:48:15
	Dan moet ik de schaapjes tellen.
:48:18
	Eén...
:48:19
	...twee...
:48:21
	...drie...
:48:23
	...vier...
:48:24
	...vijf...
:48:26
	...zes...
:48:28
	...zeven...
:48:31
	Moet je die oude,
koude schouder zien.
:48:37
	Wat ga ik daaraan doen?
:48:46
	Als je je mond zou houden,
dan was alles prima.
:48:54
	Kijk eens.
:49:06
	Waarom mag ik niet mee
naar je familie?
:49:10
	Ik moet weten wat er gaande is.
:49:12
	Mijn vader is ziek. Ze verwachten
niet dat ik iemand meebreng.
:49:17
	Hoe lang moet ik
met m'n vingers draaien?
:49:20
	Als je niet kan doen
wat ik vraag...
:49:22
	...neem dan het geld
en ga weer terug naar 't zuiden.
:49:26
	Praat niet zo.
:49:28
	Probeer te begrijpen
dat ik dit niet wil doen.
:49:31
	Jezus, je kent me nu
toch al goed genoeg?
:49:36
	Goed, schat.
:49:38
	Het is oké.
Ik kan genoeg dingen doen.
:49:41
	Er liggen tijdschriften
en er is een tv.
:49:45
	Ik bel je over enkele dagen.
:49:50
	Goed.
:49:52
	Daag.