1:03:02
- Brandmerk ze.
- Sommige zijn vast van Adams.
1:03:06
Maak z'n brandmerk en geef ze aan hem.
1:03:14
- Hoezo weet je het niet?
- Ik weet het gewoon niet.
1:03:18
- Gisteravond wist je het nog?
- O, ja?
1:03:24
lk begrijp jou niet.
Je bent niet bang voor hem.
1:03:28
Misschien is het gewoon
niet de juiste manier.
1:03:31
Misschien heb ik er niks mee te maken.
Ik weet 't niet.
1:03:35
Misschien vind ik vier of vijf
tegen één niet juist.
1:03:40
- Hij heeft Harvey vermoord.
- Ik weet wat er is gebeurd.
1:03:44
Ik was erbij. Weet je nog?
1:03:47
- Ik dacht dat we vrienden waren.
- Dat zijn we.
1:03:50
En ik zei niet dat ik het niet zou doen.
1:03:55
Ik wil er gewoon over nadenken.
1:03:57
Je kunt maar beter het juiste denken
als je voor dit brandmerk wilt rijden.