:35:28
	Niet naar hem kijken, Bertha.
:35:31
	Verdomme, Bertha.
Kon je geen auto kopen die het doet?
:35:35
	Kopen?
:35:38
	- Hij is kapot.
- Nu zijn we autodieven, nietwaar?
:35:42
	Hou op over wat we zijn, denk liever na
over wat nu. We zijn in Arkansas.
:35:48
	- Wat doe je nu?
- Hij is kapot.
:35:51
	- Wat nu?
- We pakken de trein van tien over vijf.
:35:56
	- Hoe ver is het?
- Lets verderop.
:35:59
	Hoe bedoel je?
:36:02
	Ik ben niet geschikt voor dit leven.
:36:14
	- Krijg nou de klere.
- Krijg zelf de klere.
:36:32
	Kom mee.
:36:51
	- Wat is er gebeurd? Zijn we bestolen?
- Heb je iets wat we kunnen stelen?