1:50:36
- Gaat 't?
- Ja, laten we even rusten.
1:51:36
Goedemorgen.
1:51:40
- Hoe gaat 't met Jean-Paul?
- Hij is dood.
1:51:44
'T Moet tijdens de storm zijn gebeurd.
1:51:46
- Drink dat.
- Hoe weet je dat hij dood is?
1:51:50
Lk heb naar 'm gekeken.
1:51:52
Je zag dat hij dood was
en zette toen thee?
1:51:56
Drink 'm voordat ie afkoelt.
1:51:59
Hij had een hersenschudding.
De storm was teveel voor 'm.