:35:01
Dat ie gestikt is
door uitlaatgassen.
:35:05
Jij weet helemaal niks.
:35:07
Mijn broer wilde dood.
:35:11
Hij sloot een slang aan
op de uitlaat.
:35:14
Als Arnie dat wist
had ie 'm nooit gekocht.
:35:18
Ofje bent stom
ofje kent je vriend niet.
:35:21
Hij had diezelfde blik
als mijn broer.
:35:25
Mijn broer hield alleen maar
van die auto.
:35:29
Als je tussen hem
en Christine kwam...
:35:33
...moest je oppassen.
:35:36
Zijn dochter is er ook in gestikt.
:35:38
Maar die wagen hield ie.
:35:40
Hij wilde alleen nog maar
in Christine rijden.
:35:45
Maar toen Rita overleed
greep ik in.
:35:48
Wie was Rita?
- Zijn vrouw.
:35:52
Hij gaf geen moer om haar.
Ze stierf net zoals hij.
:35:56
Ik dwong hem
de wagen te verkopen.
:35:59
Uit fatsoen.
:36:03
Drie weken later
kwam de wagen terug.
:36:06
Hoe bedoelt u?