:20:12
Zij is dood.
Wij moeten aan het werk.
:20:19
Haar werk.
Mijn werk gaat jou niets aan.
:20:25
Wie ben jij eigenlijk?
-lk heet Calidor.
:20:29
lk ben met je zuster bevriend.
lk ben ook jouw vriend.
:20:33
Bedankt voor wat je voor
mijn zuster deed.
:20:36
Je zult beloond worden.
-lk ben geen huurling.
:20:39
Niemand betaalt mij. Als iemand
mij iets schuldig is, neem ik het.
:21:26
lemand gebruikt de talisman.
:21:30
Hoe heet die plaats?
-Habloc. Dµat is een grote stad.
:21:39
Waar ga je heen?
-Naar Habloc.
:21:45
Wacht, ik ga met je mee.
-Waarom?
:21:49
Bemoei je niet met mijn zaken
en zeker niet met mij.
:21:54
lk weet dat je dapper bent,
maar ik ben gevaar gewend.
:21:59
Dat zal ik dan wel ondervinden.