:17:00
Nu wil ik je gebakje.
:17:02
Charlie, ben ik dood?
- Je bent onsterfelijk.
:17:08
Geef maar hier. Je houdt er toch niet van.
:17:11
Jongeheer, stop ermee.
:17:14
Ik heb net een donatie gedaan.
Nu wil ik een opname maken.
:17:18
Je volgende les begint.
:17:20
Ik maak me zorgen over de bijwerkingen.
:17:26
Ga maar liggen.
:17:29
Diep ademhalen.
- Wat doe ik hier?
:17:33
Je bent flauwgevallen.
Maak je geen zorgen.
:17:36
Hoe ben ik hier terechtgekomen?
- Ga met je vriendinnen mee.
:17:41
Breng haar naar het toilet
en was haar gezicht met koud water.
:17:45
Dat zal wel helpen.
:17:53
Bloedinzameling 1960?
:18:00
Wil je een sigaret?
- Dat is niet goed voor haar.
:18:04
Ik rook al jaren niet meer.
:18:08
Waar is het?
- Waar heb je 't over?
:18:13
Wat heb je met je haar gedaan?
- Je gaat terug naar de verpleegster.
:18:23
Waarom geef je geen bloed?
- Ik heb bloedarmoede.
:18:27
Drink dan wat nagellak.
Daar word je sterk van.
:18:30
Doe het eerst maar 's voor.
:18:40
We gaan je naar huis brengen.
:18:42
Laat maar,
ik kan me de weg nog wel herinneren.
:18:51
Hou je vast.
:18:54
Soms word je duizelig als je bloed geeft.