:22:25
Ik heb iets voor je.
:22:27
- Wat?
- Ik heb iets voor je opgepikt.
:22:35
Het is wat druk, maar je kunt
er iets van maken als 't moet.
:22:40
- Vind je 't leuk?
- Een mooie kleur. Het is mooi.
:22:45
Het doet me aan je moeder denken.
:22:48
Ze droeg altijd roze.
Het stond haar zo goed.
:23:02
Ik ben er echt blij mee.
:23:04
Ik kan er zeker iets van maken.
:23:09
Mag ik je wat vragen?
:23:16
Waar kreeg je 't geld vandaan?
:23:18
Het was niet zoveel. Ik had nog wat.
:23:21
- Van je nieuwe baan?
- Ja, precies.
:23:26
Toen ik woensdag vroeg thuiskwam,
stond je auto er.
:23:32
- Je hoefde niet te liegen.
- Jawel.
:23:34
Ik had 'n kans, maar miste de afspraak.
:23:37
- Waarom?
- Ik vergat 't.
:23:40
Niet, je wilde de baan niet.
Je ging omdat 't moest van ze.
:23:44
- Wat bedoel je?
- Dat je gewoon niet gegaan bent.
:23:48
Dat ik expres de afspraak miste.
:23:51
Is dat wat je van me denkt?
:23:57
- Dat wist ik niet.
- Dan weet je 't nu.