The Blob
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:09:04
Hei, Dok.
Het is goed. Kom mee.

:09:07
- Kijk naar zijn hand.
:09:10
Hi, Doc. Hallen,
deze man is gewond.

:09:13
Goed, kom binnen.
:09:15
- Doe jij de deur open ?
:09:30
Daarin.
:09:36
Wat is er met hem ?
:09:38
Ik weet het niet.
hij heeft iets op zijn hand.

:09:44
- wat bedoel je ?
- Wel, we botsten op hem
ginder op de oude Noordweg.

:09:47
- Botsten op hem ?
- Nee, Dok, we pikten hem op
daar op die weg.

:09:50
Hij schreeuwde
over dit ding op zijn hand.

:09:53
Eens kijken.
Rustig, ouwe.

:09:57
- Wat is het dat hij op zijn hand heeft ?
- Ik weet het niet, Dok.

:10:00
Het was zoiets als... wel,
een grote blaar op zijn vingers, weet je ?

:10:03
- Zachtjes, nu. Zachtjes.
:10:06
Hoe kunnen we je helpen
als je het ons niet laat zien ?

:10:12
Doc. ! Het is groter geworden.
Het zat alleen op zijn hand voorheen.

:10:18
Dek hem in met dit, A.U.B.
Ik moet hem iets toedienen.

:10:24
Rustig, ouwe.
Alles komt in orde.

:10:27
- Steve... weet je wie hij is ?
- Wat ?

:10:31
- Heb je er een idee van wie hij is ?
- nee.

:10:39
Oké, rustig.
:10:45
Zie zo.
:10:49
- Steve.
- wat ?

:10:51
kan je terugrijden naar de
plaats waar je hem gevonden hebt ?

:10:53
Kijk of je iemand kan vinden die
weet wat er gebeurd is.

:10:56
Goed. goed.

vorige.
volgende.