Alive
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:34:22
Het is een vliegtuig !
:34:37
Dat was een vliegtuig. Kom mee.
:34:45
- Kunnen ze ons zien ?
:34:47
- Natuurlijk wel !
:34:56
- Hij wipte met z'n vleugels !
:34:58
- Ja ! Hij wipte met z'n vleugels.
:35:01
De vleugels wipten. Ik zag het !
:35:04
Ik wist dat ze ons zouden vinden !
:35:09
We zijn gered.
:35:16
Pizza voor allemaal !
:35:27
We gaan naar huis, Federico.
:35:33
- Hoe voelen jullie je ?
:35:34
- Prima.
:35:36
Neem een slok.
:35:38
- We waren toch op rantsoen ?
:35:40
- We zijn ontdekt. Drink !

vorige.
volgende.