1:07:03
Dit is 'n fiorentina-saus.
Snel, fris, lekker.
1:07:07
Je kunt er room in doen,
maar da's slecht voor m'n maag.
1:07:13
Ik hou er niet van.
- Mijn moeder deed alles met room.
1:07:17
Wel 's in Bologna geweest ?
Ik neem je 'n keer mee.
1:07:21
Hou jij wel van room ?
1:07:23
Dat dacht ik al.
1:07:27
Je vindt het er vast heerlijk.
Bologna is wel 'n beetje triest.
1:07:31
Een oude stad. Oud is mooi, maar
het is er donker. Maar 't eten...
1:07:36
Ze maken daar een gerecht...
Luister goed: lasagna...
1:07:40
Lasagna Bolognese.
Niet te geloven, zo lekker.
1:07:45
Als mijn oom dat klaarmaakt
in zijn restaurant in Rome...
1:07:49
en je eet het, dan pleeg je
daarna zelfmoord. Dat moet.
1:07:55
Want als je dat gegeten hebt,
kan je niet meer leven. Ruik maar 's.
1:08:01
Lekker, hé ?
- Dat ruikt goed.
1:08:05
Dit is klaar. Proef maar.
Toe maar.
1:08:17
O, mijn god.
1:08:19
O, mijn god.
1:08:20
Lekker, hé ? Vind je 't lekker ?
- O, mijn god.
1:08:23
Goed dat je dat zegt.
Want nu weet je:
1:08:27
Als je lekker eet,
ben je dicht bij god.
1:08:31
Weet je wat ze zeggen ?
Als je god weet... weten...
1:08:36
Kennen.
- God kennen...
1:08:39
is het brood der engelen.
1:08:42
Ik weet nooit precies wat dat betekent,
maar het is waar.