1:01:02
250. Dank u.
1:01:05
Misschien ook niet. 275.
- 275 en 300.
1:01:09
350 hier vooraan. Iemand 375 ?
1:01:14
Verkocht voor 350.000
aan die heer in de witte trui.
1:01:18
Wat is er gebeurd ?
- Wacht in de auto, oma.
1:01:25
Wat is er met jou ?
- Ik speculeer graag met huizen.
1:01:31
Pas op of ik zet 't huis
in brand en pis op 't as.
1:01:35
Waarvoor wil je het ?
- Ik wil jou uit de Tour.
1:01:40
Stop ermee en 't huis is van jou.
- Prima.
1:01:44
O, nee. Kom even mee.
- Hij heeft gelijk.
1:01:48
Ik ben 'n hockeyer.
- En bij welk team speel je dan ?
1:01:53
Je bent 'n golfer, Happy.
1:01:56
Ik deed 't voor oma's huis.
En 't is mislukt.
1:02:01
Wat zou oma liever willen ? Haar
huis of 'n succesvolle kleinzoon ?
1:02:08
Misschien kan ze 't allebei
krijgen.
1:02:12
Volgende week is 't kampioenschap.
1:02:15
Als ik win, krijg ik 't huis.
Als jij wint, stop ik.
1:02:19
Wou je mij verslaan ? Met golfen ?
1:02:23
Afgesproken.
1:02:25
Ik eet lullen als jij
als ontbijt.
1:02:29
Eet je lullen als ontbijt ?
1:02:39
Mooi. En je gaat 'm pakken.
- Tenminste iemand is overtuigd.
1:02:44
Zorg voor oma. Ik ga lopen.
- Waarheen ?
1:02:48
Ik ga leren golfen.
1:02:52
Ik ben dom, jij bent slim.
Ik zat ernaast, jij had gelijk.
1:02:58
Jij bent de beste, ik de slechtste.