Phenomenon
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:47:03
Hij is daar.
-Waar is daar?

:47:06
Deze kant op.
:47:30
Gaat het?
-Het komt door hem.

:47:34
Waar is ie?
:47:37
Ik weet het niet.
:48:00
Er staat een ladder.
:48:15
Hij had gelijk. Hij ligt hier.
:48:21
Kom snel boven.
-Goed gedaan.

:48:37
Is woensdag goed? Twee uur?
-Dat is prima.

:48:41
Moet ik 'n auto sturen? Ik zorg dat
er iemand van zonne-energie is...

:48:47
...en nog iets?
:48:49
De auto-afdeling. En hebben jullie
een landbouwafdeling? Voor m'n mest.

:48:55
Ik regel het.

vorige.
volgende.