1:24:02
lk liep naar het vuilnisvat.
1:24:05
lk keek in de handdoek,
want het maakte geluid en het bewoog.
1:24:12
De handdoek zat onder het bloed.
1:24:21
Het was een kleine baby,
zo klein als een eekhoorntje.
1:24:26
Leefde het?
1:24:28
Ja, toen nog wel.
1:24:32
Een jongen of een meisje?
1:24:35
Het was een jongetje.
1:24:39
Heb je 't weggegooid?
1:24:42
Dat leek me niet goed.
1:24:45
lk haalde een schoenendoos
uit de schuur en maakte die leeg.
1:24:53
Toen deed ik het jongetje in de doos
en heb hem op het erf begraven.
1:24:59
Dat leek me veel gepaster.
1:25:03
Leefde het toen nog?
1:25:06
lk hoorde 'm in de doos huilen.
1:25:14
Dat was fout, vind ik. lk vind dat je
voor je broer had moeten zorgen.
1:25:20
lk was pas zes of acht.
lk wist niet beter.
1:25:25
lk kon niet voor een kind zorgen.
1:25:28
Mijn moeder en vader wilden 'm niet.
1:25:32
Ze hadden me geleerd te gehoorzamen.
1:25:36
Nu denk ik dat het 't beste was
dat ie meteen terugging naar de Heer.
1:25:43
lk vind dat heel erg. Had je er
niet iets aan kunnen doen, Karl?
1:25:49
lk had iets gedaan. Als 't mijn broer
was geweest, had ie nu nog geleefd.
1:25:56
lk vind het ook heel erg.
1:25:59
lk wou dat ik iets had kunnen doen.