Twister
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:39:56
-Gaat 't?
-Alles goed?

1:40:08
Kijk.
1:40:10
Hij heeft 't huis gespaard.
1:40:21
't ls gelukt.
1:40:22
Ja.
1:40:24
Dorothy heeft echt gevlogen.
1:40:26
't Was een goed idee.
1:40:28
Ja.
1:40:29
Nou, ik...
1:40:31
We hebben zoveel te doen.
1:40:35
Ik wil 'n nieuw waarschuwingssysteem...
1:40:37
een groter lab,
jij moet alle gegevens analyseren.

1:40:40
Ik?
1:40:42
We moeten gegevensmodellen opstellen
en ik run 't lab.

1:40:45
Nee. Jij analyseert.
1:40:47
Ik run 't lab.
1:40:48
Jij 't lab runnen? Geen sprake van.
1:40:55
Moet jij altijd zo moeilijk doen?

vorige.
volgende.