Flubber
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:14:43
Kijk nou eens.
1:14:49
Goedenavond. Ga zitten.
1:14:54
Jullie zien er...
1:14:57
Vermoeid uit.
-Ja, vermoeid.

1:15:01
Kom je de lening terugbetalen ?
1:15:03
Wist ik wel. Ik plaagde je maar.
1:15:07
Ik kom het flubber verkopen.
-Ben je nog thuis geweest.

1:15:13
Is het nodig dat ik het koop ?
1:15:18
Flubber is erg onvoorspelbaar.
Moeilijk om mee te werken.

1:15:22
Heb je er al iets mee gedaan ?
-We zijn ermee bezig.

1:15:27
Geen probleem.
-Ik kan het je makkelijk maken.

1:15:32
Als je ons een maand uitstel geeft,
maak ik een heleboel flubber voor je.

1:15:39
Ik geef je een maand,
dan geef je mij twee jaar.

1:15:45
Wat je in die twee jaar uitvindt,
is van mij.

1:15:49
Dat is niet eerlijk.
-Probeer het dan ergens anders.

1:15:54
Akkoord.
1:15:59
Mag ik het flubber zien ?
-Breng ze naar de bibliotheek.


vorige.
volgende.