1:12:02
Laat maar zien. Wat heb jij ?
- Ze noemen het ook wel 'het wiel'.
1:12:07
Een beetje aards, 'n soepele trek
en sterk genoeg om te winnen.
1:12:13
Zien.
1:12:15
Drie azen.
1:12:17
Ik heb alleen een paar boeren.
1:12:20
Wat dacht jij dat hij had ?
Hem versla je niet met boeren.
1:12:24
Dat is altijd nog beter
dan die rotzooi van jou.
1:12:28
Krijg de klere.
1:12:30
Krijg zelf de klere.
1:12:32
Het is maar geld.
1:12:34
Ik zet in.
1:12:35
Laten we 't eens spannend maken.
500.
1:12:39
Ga je 300 over me heen ?
1:12:42
Ik ga mee.
1:12:44
Hoeveel zit er in de pot, Weitz ?
- Ongeveer 1500.
1:12:48
Dit is 1000. Dat is 500.
Ik zet in wat er in de pot zit.
1:12:53
Zeker weten ? Laat wat over voor
de paardrijlessen van je dochter.
1:12:58
Er is nog veel meer.
1:13:04
Jij wint.
1:13:06
Ik had niks. Ik heb 'm afgebluft.
- Je bent een prima toneelspeler.
1:13:10
Kom op, we gaan. We zijn klaar.
1:13:14
Ik win van iedereen,
overal en altijd.
1:13:17
Koop eens wat echte juwelen, lul.
- Ongelofelijk.
1:13:22
Wat deed je nou ?
- Ik had niks.
1:13:24
Je had niks ?
1:13:26
Je hebt toch geen goede kaarten nodig
om die idioot te pakken ?
1:13:31
Ik was geduldig. Ik had 'm wel
te pakken gekregen.
1:13:34
Daar is geen tijd voor. Die kerel was
zwak. Je moet scherper zijn.
1:13:39
Daarom ging ik weg. Ik kan niet
verliezen wat ik niet inzet.
1:13:43
Schei toch uit.
We hadden die pot nodig.
1:13:47
Hoeveel hebben we nu ?
1:13:52
7000. Met die pot die je net weggaf,
hadden we 10 mille gehad.
1:13:58
Je bent al 64 uur op. Je moet slapen.