1:46:03
Hebben jullie iets ?
1:46:09
Ik heb je vijf maanden niet gezien.
Je belde niet.
1:46:11
- Wel waar.
- Drie keer in vijf maanden.
1:46:15
- Je wist waar ik mee bezig was.
- En ik dan ?
1:46:17
Weet je wat ik heb gedaan
in die vijf maanden ?
1:46:20
Je komt aan, beledigt m'n vrienden...
1:46:22
- zet me voor schut...
- Ik beledigde niemand.
1:46:24
Hij vroeg of ik 't mooi vond. Ik zei nee.
1:46:28
En ik kwam niet
om je voor schut te zetten.
1:46:32
Je had iets kunnen zeggen.
1:46:35
- Zoals ?
- Verdomme, je bent nooit...
1:46:37
- eens direct.
- Waarover ?
1:46:41
Dat je me kwetste ? Wil je dat ?
1:46:45
Dat me in het vliegtuig...
1:46:47
gevraagd moest worden of 't ging ?
1:46:50
Hoe ik de taxichauffeur niet kon zeggen
waar ik woonde ?
1:46:55
Of hoe ik Heather moest smeken
om bij me te slapen ? Is dat wat je wilt ?
1:47:00
Wil je dat horen ? Ik zal het je vertellen.
1:47:03
Het spijt me van wat ik toen zei.
1:47:07
't Is oké.
1:47:09
't Maakt niet meer uit.
1:47:11
Misschien zijn jij en ik gewoon...
1:47:16
niet hetzelfde slag mensen.
1:47:24
Ik speel morgen in 't Yankee-Stadion.
1:47:26
Ik wil dat je komt. Met Heather.
1:47:29
Toe. Het is de eerste wedstrijd.
Ik wil je erbij hebben.
1:47:32
Ik hou je in de gaten.
1:47:35
Dat zal ik altijd doen...
1:47:37
maar niet vanaf de tribune.