Bait
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:20:00
Eén naam.
We waren maar met z'n tweeën.

:20:06
Gelul.
- Maar één.

:20:11
Die gozer heeft een computer.
Hij weet alles van de overheid.

:20:23
Wie ?
:20:25
Jaster, wie is het ?
:20:28
Geef me een naam.
:20:36
Zorg voor een dokter.
:20:41
Zorg voor een dokter
en dan geef ik jou een naam.

:20:45
Ik krijg 'n hersentumor van je.
- Geef me 'n pas.

:20:48
Dan krijg jij 't goud.
:20:53
Ik ben de enige die weet waar het is.
:21:01
Heb je je partner verraden ?
- Ik heb 'n dokter nodig.

:21:05
Jij nam de wagen met goud mee
en liet je partner achter.

:21:09
Vandaar dat je 't op een zuipen
zette. De bak is wel zo veilig.

:21:13
Ga zo maar door. Nog even
en je hebt echt een dokter nodig.

:21:33
Ik geloof niet dat hij doet alsof.

vorige.
volgende.