Bounce
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:05:03
Ik kom er zelf wel uit.
1:05:08
Tot kijk, maatje.
1:05:28
Ik kom er aan.
1:05:38
Ik wist niet waar ik heen moest
en Donna heeft de kinderen.

1:05:42
Ik ben blij dat ik er was
toen je aanbelde. Kom binnen.

1:05:45
Wil je iets eten of drinken ?
Ga zitten.

1:05:57
Ik was bij m'n advocaat vandaag
en heb een schikking getroffen.

1:06:05
Goed.
1:06:07
Het is niet goed.
1:06:15
Het is alsof je zegt dat je erover
heen bent. Wat iedereen van me wil.

1:06:21
Zelfs Donna die zo goed voor
me is geweest. Of mijn moeder.

1:06:28
'Het vliegtuig is neergestort,
jij moet opkrabbelen.'

1:06:32
Dat is haar instelling.
1:06:35
Dat is dus wat ik gedaan heb:
1:06:37
opkrabbelen. Net als neerstorten,
alleen beleef je 't steeds weer.

1:06:42
Ik weet wat je bedoelt.
1:06:45
Ik kan me voorstellen
hoe dat moet voelen.

1:06:51
Zoals ze over hem praten.
1:06:54
Alsof ie een heilige is.
1:06:58
Ik herken de man over wie
ze praten niet eens meer.


vorige.
volgende.