1:30:06
Hij is zendeling.
-uit 't vreemdelingenlegioen.
1:30:10
Hij heeft God gevonden. Hij heeft
een kaart. En die is echt.
1:30:18
Waar wil je heen?
1:30:22
Dit moet onder ons blijven.
En dat moet zij ook weten.
1:30:32
Wil je 't aanvallen?
Denk je daaraan?
1:30:36
Ja, meer niet. Ik zit maar bij
de telefoon. Wat moet ik anders?
1:30:44
Praat met mij voor je iets doet.
-Voor jou doe ik dat. Voor jou.
1:30:50
Anders wordt 't iets persoonlijks.
-Je doet nogal wat persoonlijks.
1:30:57
Ik wil 't niet horen. Een getuige
heeft hem dood zien gaan.
1:31:03
Zonder zekerheid gaan we door.
-Waarom doe je dit nou?
1:31:08
Hij heeft geen lijk gezien.
-Peter is dood. Laat me rouwen.
1:31:14
Waarom doe je dat niet?
-IntuÏÏÏtie. Tot ik 't zeker weet...
1:31:19
en ik het lijk van Peter met
eigen ogen zie, ga ik door.