The Kid
prev.
play.
mark.
next.

:36:02
Hocus, pocus, pilatus, pas.
:36:05
En hij is weg!
:36:09
Mislukt.
Ik heb mijn toverondergoed niet aan.

:36:15
Stap in.
:36:18
Je stelt me teleur.
-Ontslagen, hoop ik?

:36:21
Nee, geen bonus.
-En m'n tandartsverzekering?

:36:25
Mijn baas is gek geworden.
:36:27
Blijfje liever bij mij?
:36:30
Ik red 't wel.
:36:38
Bel snel een whaaambulance.
:36:42
Waarom huil je?
:36:44
Ik wil naar huis.
:36:46
Ik probeerje thuis te brengen.
-krijg ik straf?

:36:49
Wel alsje snot
aan mijn kalfsleren stoel afveegt.

:36:54
Bedenk nou waarje woont.
:36:56
Dat moetjij weten.
-We zijn twaalf keer verhuisd.

:37:00
Verhuizen wij 'n dozijn keer?
:37:02
Een dozijn is 1 2.
We verhuizen twaalf keer.

:37:05
Wat gebeurt er dan?
:37:07
Alles gaat in 'n vrachtwagen,
en je krijgt een ander huis.

:37:12
Twaalf keer.
-Daar is 't. Weetje 't nu?

:37:25
Daar zijn we van 't dak gevallen.
In die struik.

:37:30
Daar kroop de hartstikke grote possum
onder 't huis. Weetje nog?

:37:35
De possum onder 't huis.
Hoe zou ik 't ooit kunnen vergeten?

:37:40
Weetje dat niet meer?
:37:43
Hij was wel zó groot,
met hele lange tanden...

:37:48
...en hij stal onze schoen.
Dat moetje nog weten.

:37:52
Ik weet 't dus niet meer.
:37:55
Ik herinner me dit huis amper.
:37:57
Maarjij wel, en dat telt.
Uitstappen.


prev.
next.