The Kid
prev.
play.
mark.
next.

:52:05
Wat lijken ze op elkaar.
:52:07
Ze zijn toch familie?
:52:11
Dat zal 't zijn.
:52:17
Russ Duritz' assistente.
:52:19
Met mij. Alles goed?
:52:21
Ik dacht al datje dood was.
Hoe is 't metje mini-versie?

:52:25
Heel grappig. Nieuws?
:52:27
Negentien boodschappen.
Wil je ze?

:52:31
Even kijken...
:52:33
Bob Riley. Bob Riley. Niet Bob Riley.
Niet Bob Riley.

:52:38
Bob Riley. Er moet er nog een zijn.
Bob Riley...

:52:46
Waar ga je heen?
:52:48
Naar mijn huis. IJs eten.
:52:50
IJs?
:53:00
Mag ik iets vragen?
:53:04
Ben jij onze vriendin?
:53:07
Dat zegje grappig.
:53:10
Eigenlijk... Niet.
:53:14
Mag ikjou iets vragen?
-Tuurlijk.

:53:16
Ben jij een neefje?
:53:20
Eigenlijk...
:53:24
...niet.
:53:28
Maar wel echt familie?
:53:32
Hoe echt?
:53:33
Nogal.
:53:35
Hoe echt is nogal?
:53:37
Nogal behoorlijk.
:53:45
Je zoon.
:53:47
Hij isje zoon.
Je hebt een zoon.

:53:52
En je hebt nooit iets gezegd.
:53:54
Je bent zo'n vader
die toevallig bezoekrecht heeft.

:53:59
Wie is de moeder?
Ik wil 't niet weten.


prev.
next.