Experiment, Das
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:30:19
Goedenavond, doctor.
Belt u professor Thon op.

1:30:25
Wat is hier gaande?
1:30:27
Bel hem op.
1:30:30
Hij is nu niet te bereiken.
- Onzin.

1:30:33
Dit hoort bij de test, hè.
- Wat?

1:30:35
Mij maakt u niets wijs.
Dit is allemaal maar een test.

1:30:38
Nee, meneer Berus, dit is geen test.
1:30:40
Het experiment is nu ten einde.
Het werd zojuist stopgezet.

1:30:49
Breng haar naar beneden.
- Kom, doctor.

1:30:52
Meekomen.
- Wat bezielt u?

1:30:54
Meekomen.
- Raak me niet aan.

1:30:56
Kom mee.
1:31:08
Alles.
1:31:10
Nee. Geef me het hemd.
1:31:13
Uitkleden!
1:31:24
Alles, graag.
1:31:37
Kijk eens aan, Jutta.
Je scheert je pruim.

1:31:40
Eckert, hou op. Ga naar beneden.
1:31:43
Trek dit aan.
1:31:56
Een mens vergeet gauw
de simpelste dingen.


vorige.
volgende.