:25:02
Dat woord ken ik niet.
:25:09
Wel. Dat is dat woord
dat met `n 'v' begint.
:25:13
Ik ben moe.
:25:15
Ik geloof je niet.
-Noem je me `n leugenaar?
:25:22
Ik vind dat je dat woord moet lezen.
:25:26
Je moet dat woord lezen.
-Nee.
:25:28
Daar is `t plaatje waar ze allemaal
zitten. Lees `t woord nou.
:25:38
Ik wil `t niet lezen.
:25:40
Ik ben je vader en ik zeg je
dat je dat woord moet lezen.
:25:46
Dat kan ik je zeggen
omdat ik je vader ben.
:25:50
Ik ben dom.
:25:52
Je bent niet dom.
-Wel waar.
:25:56
Omdat je dat woord kunt lezen.
:26:01
Ik wil `t niet lezen als jij `t niet kan.
:26:08
Maar `t maakt me gelukkig
als ik `t jou hoor zeggen.
:26:19
Het maakt me gelukkig als jij leest.
:26:27
Ze zaten in stilte bijeen
voor lange tijd.
:26:31
Hoe kunnen we zo anders zijn als
we ons zo gelijk voelen, zei Flitter.
:26:37
Hoe kunnen we ons zo anders voelen
en toch `t zelfde zijn, vroeg Pip zich af.
:26:41
Het is een mysterie.
:26:45
Ga door.
:26:47
Ze hebben vanilleijs-wafels hier.
Heerlijk.
:26:51
Lekker, ja.
:26:55
Volgens `t menu kan je de hele dag je
favoriete ontbijt bestellen. Dat is mooi.