1:41:03
Waar is je koffer ?
- Mijn koffer ?
1:41:06
Ja, waar is hij ?
- In de slaapkamerkast.
1:41:09
Oké, dan gaan we daar naartoe.
1:41:12
Bij elke deur blijf je staan
en doe je het licht aan. Lopen.
1:41:39
Hier is geen schakelaar.
1:41:42
Waar is het licht ?
- Naast het bed.
1:41:45
Doe maar.
1:41:54
Zitten.
1:41:56
Op het bed.
1:42:05
In welke kast ?
1:42:09
Waar staan de koffers ?
1:42:26
Ik wilde het uitpraten met Natalie.
1:42:29
Ik probeerde de dingen te lijmen.
Maar het ging niet.
1:42:34
Ik kon niet praten.
Hij was er altijd.
1:42:39
Het was een ongeluk.
Ik ga de cel in.
1:42:42
Ik zal er oud worden. Volstaat dat niet ?
- Je gaat de cel niet in.
1:42:49
Pak kleren voor warm weer.
1:42:57
Laat u me gaan ?
- Je neemt de benen voor het gerecht.