1:01:12
Een man bij het Beest.
-Ze weet niet wat ze zegt.
1:01:37
Ja, mijnheer. Het Beest is dood.
1:01:39
Tien kogels.
Het heeft ze niet overleefd.
1:01:48
We brachten het nodige mee.
Begin onmiddellijk.
1:02:00
Dat is het Beest niet.
-Begin. M. Beauterne komt.
1:02:02
Belachelijk. Dit is 't Beest niet.
-Ik zei het, M. Beauterne komt.
1:02:06
Ik hou niet van uw werkwijze.
-Dag, Ridder. Laat ons.
1:02:10
En, Fronsac? Bevalt mijn Beest u niet?
1:02:13
Wat heeft dit te betekenen?
U weet dat dit 't Beest niet is.
1:02:17
Zijn kaken zijn tweemaal groter dan dit.
-U hebt alles om dat in orde te maken.
1:02:23
Ik moet 't Beest naar Parijs brengen,
en ik heb deze wolf.
1:02:26
U moet 'n Beest voor me maken.
1:02:29
Wilt u de Koning doen geloven...
-Nee, Fronsac.
1:02:32
Ik voer zijn wil uit.
1:02:35
U moet dat ook doen. Dat zou wijs zijn.
-Bedreigt u me, mijnheer?
1:02:40
Op mijn leeftijd?
U weet wie ik ben...
1:02:43
...en u bent te intelligent
om u te laten bedreigen.
1:02:46
Als u uw werk doet,
zal de Koning erkentelijk zijn.
1:02:50
In 't andere geval
zal hij zeer ontstemd zijn.
1:02:53
Hebt u alles wat u nodig hebt?lk reken op u. Tot straks.