:01:13
	Parijs, 1900
:01:23
	er was eens een jongen
:01:30
	een hele vreemde, betoverde jongen
:01:39
	ze zeggen dat hij zwierf
door stad en land
:01:46
	door stad en land
:01:50
	over land en zee
:01:59
	een beetje bleu
:02:02
	Keert u af van dit zondige dorp.
:02:04
	en met een blik zo sneu
:02:08
	maar heel erg wijs
:02:12
	was hij wel
:02:16
	en toen op een dag
:02:24
	op een magische dag
zei hij mij ineens gedag
:02:32
	terwijl we spraken over vele dingen
:02:39
	over idioten en koningen
:02:43
	zei hij dit tegen mij
:02:53
	het mooiste wat er is
:02:57
	van al wat bekoort