1:31:01
Hoe kan ik je vertrouwen ?
Er zou iemand tussen ons staan.
1:31:04
Waarom moet je hem afmaken ?
- Hij is een stuk van jou dat dood moet.
1:31:08
Je moet het doodmaken
of het maakt jou dood.
1:31:13
Wat doe je ?
1:31:14
Ik ga met je mee om de klus te klaren.
1:31:18
De politie zal komen.
- Doe dan wat ik zeg.
1:31:21
Doe het nu.
1:31:33
Zeg het. Zeg m'n naam.
Je bent van mij.
1:31:37
Ja, wat ?
- Ja, ik ben van jou.
1:32:21
Je liet me schrikken.
1:32:24
Je bleef 'n hele tijd weg.
1:32:30
Wat zit je in het donker ?
- Ik denk na.
1:32:34
Waar denk je over na ?
1:32:37
Dat als ik jou ooit zou kwijtraken,
m'n leven voorbij zou zijn.
1:32:42
Er zou voor mij niks anders opzitten...
1:32:46
dan te sterven.
1:32:51
Zeg niet van die dingen.
1:32:55
Heb je gevonden wat je zocht ?
1:32:56
Ja, ik moest helemaal
naar het andere eind van de stad.