1:17:08
Ik ga mee met je rijstevla en
ik verhoog met mijn sinaasappelpudding.
1:17:13
Laat maar zien.
1:17:16
Kijk maar en eet.
1:17:19
Je speelt vals.
1:17:20
Bewijs het maar.
1:17:23
Als je zo blijft verliezen, zullen de
dokters je op dieet moeten zetten.
1:17:31
Die jongen houdt van je.
1:17:33
Weet ik.
1:17:36
Ik kan niet tot hem doordringen.
1:17:40
Het is alsof ik al dood ben.
1:17:42
Dat probeert hij juist te voorkomen
op de enige manier die hij kent.
1:17:46
Negeer het, misschien gaat het wel weg.
1:17:50
Dat slaat nergens op.
1:17:52
Dat werkte bij je vader altijd.
1:17:56
Het ligt niet echt aan jou.
1:18:00
Hij is bang en loopt zichzelf in de weg.
1:18:03
Kan je hem dat kwalijk nemen?
1:18:05
Als hij stopt wordt alles hem
misschien teveel. Wat dan?
1:18:13
Vooruit, eet op.
Ik zet alles in op het hoofdgerecht.
1:18:34
Wat gebeurt hier?
1:18:38
Dit is je atelier. Volgens mij
kan jij hem beter gebruiken dan ik.
1:18:43
Wat vind je ervan? Ik denk dat...
1:18:45
Ik heb nooit verteld waarom ik
verliefd op je ben geworden, of wel?
1:18:53
Daar heb je nog een heel leven voor.
1:18:58
Nee, dat heb ik niet.
1:18:59
Hou op.