1:00:06
Ze leeft, hoor.
1:00:18
Waar kan ze heen?
- Nergens.
1:00:22
Dat is een probleem.
- Klopt.
1:00:24
We hebben haar gereanimeerd.
- Dat was niet mijn idee.
1:00:29
Wij zijn verantwoordelijk voor haar.
1:00:32
Waarom hebben we haar anders
gereanimeerd?
1:00:36
Vertel het Muhsfeldt.
- Nee.
1:00:38
Praat met hem.
- lk?
1:00:40
Jullie twee...
- Zijn we soms vrienden?
1:00:45
Wij kunnen niet met hem gaan praten.
1:00:49
Hij laat haar niet leven.
Hij redt geen mensen.
1:00:53
En uw gezin dan?
1:00:58
Van wie weet u dat?
- Gewoon, gehoord.
1:01:01
U hebt uw vrouw en kind in kamp C
gevonden.
1:01:05
Zou u dat niet doen?
- U hebt ze eruit gekregen.
1:01:09
Daar heb ik de kans niet voor.
- Dat vroeg ik niet.
1:01:15
Daar had ik de kans niet voor.
1:01:22
Muhsfeldt zal haar niet beschermen.
- U moet haar verstoppen.
1:01:27
Nee, iedereen loopt hier binnen.
- Bij ons kan het niet.
1:01:32
Een paar dagen.
- Een paar dagen?
1:01:34
We zijn hier al 16 weken. En de
mannen hebben in geen maanden...
1:01:39
En ze is ongeveer 15.
1:01:41
Leg haar in uw bed.
- Het kan niet.
1:01:45
Wat voor nut heeft het,
om haar bij ons te verbergen als wij...
1:01:50
Hoe lang?
- Een tijdje.
1:01:53
Wat is een tijdje?
- Een dag of twee.
1:01:57
We hebben geen twee dagen.
- Onzin.