Arven
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:14:09
Je moet nu naar huis komen.
:14:15
Je moet naar Denemarken komen.
:14:21
We hebben destijds een afspraak gemaakt.
Ik wil er niet op terugkomen.

:14:27
Je moet echt naar huis komen.
:14:31
Je ziet toch wel dat het
absoluut noodzakelijk is.

:14:48
Dat doen we.
Natuurlijk.

:14:52
Ja, ik heb een directievergadering
belegd om half een.

:14:55
Ulrik, kan dat wachten?
- Ik meld me over een half uur. Dag.

:15:04
Lieverd, we gaan samen naar opa toe.
:15:13
Ja.
:15:15
Als pappa is uitgepraat,
gaan we naar binnen, oké?

:15:18
Je weet toch dat hij daarbinnen is?
Ze hebben hem mooi aangekleed.

:15:25
En oma is daar ook.
:15:30
Ik heb hem uitgezet.
:15:44
Kom eens bij me zitten.

vorige.
volgende.