:33:01
Ik wil een nieuw varken.
:33:03
We zochten alleen maar
een monteur.
:33:06
Monteur?
Die zul je hier niet vinden.
:33:09
Je zult naar de stad moeten.
- Dat is het punt.
:33:11
Onze auto is kapot,
dus we kunnen niet naar de stad.
:33:14
We hebben iemand nodig die ons
naar de stad brengt...
:33:16
zodat we een monteur kunnen vinden.
:33:19
Ik ben al in de stad geweest
vandaag, sorry.
:33:22
Als je wel teruggaat,
wil je het ons dan zeggen?
:33:26
We verblijven in een hut,
en...
:33:29
we kennen Murray niet.
:33:32
Het spijt me.
:33:35
Ja, natuurlijk.
:33:37
Waarom zeiden jullie dat
niet gewoon?
:33:40
Kom binnen,
ik heb een radio.
:33:43
Dan bellen we Ricky.
Hij heeft een sleepwagen.
:33:45
Ricky bellen.
- Ricky.
:33:47
Sorry dat we storen, maar er kwam
een gestoorde uit het bos...
:33:50
en hij probeerde onze auto
te slopen.
:33:52
Klinkt verschrikkelijk.
Ik heb wat sap.
:33:56
Dus deze persoon heeft jullie
auto beschadigd?
:33:58
Het was zo'n gekke kluizenaar.
Heel gevaarlijk.
:34:02
We hebben hem verjaagd met knuppels.
- Het was toch niet Henry?
:34:05
Nee, kan nooit.
:34:12
Henry?
:34:13
Mijn neef Henry.
Hij kent die gewoonte.
:34:17
Hij zou zoiets niet doen.
Hebben jullie hem geknuppeld?
:34:21
Nee, het was Henry niet.
:34:24
Onze vriend Walter was dronken.
Van het één kwam het ander...
:34:27
Dat is niet zo fijn.
- Inderdaad.
:34:32
Ik heb een goed idee. Waarom lopen
we er zelf niet even naartoe?
:34:36
Het is mooi weer buiten.
- We lopen wel gewoon.
:34:38
Ik heb de omgeving nog niet gezien.
- Weet je het zeker? Ricky is behoorlijk handig.
:34:42
Bedankt voor uw hulp.
- Weten jullie het zeker?
:34:44
Wat frisse lucht
zou ons goed doen.
:34:46
We stellen uw hulp op prijs.
Het beste.
:34:51
We hebben Henry verbrand.