:53:02
Wat ben je aan het doen?
:53:05
Mijn vriendin...
ze is erg ziek.
:53:07
Jij bent erg ziek.
- Het spijt me.
:53:09
Nee, ik ben...
- Dat is mijn vrouw daarbinnen.
:53:12
Mijn vriendin gaat dood.
Alstublieft, ik moet bellen.
:53:15
Scheer je verdomme weg.
:53:27
Waar ben jij geweest?
:53:29
Heb je iemand gevonden?
:53:33
Kom binnen.
Marcy heeft chili gemaakt.
:53:40
Niemand heeft honger?
:53:45
Wat als Karen deze schalen gebruikt heeft?
- Jezus. Ik heb ze gewassen.
:53:48
Hij heeft gelijk. Ik ga niet eten
tot we terug naar het dorp gaan.
:53:52
Weet je, iedereen van jullie
kan het hebben.
:53:54
We hebben het wel gecontroleerd,
maar ik ga niet in jullie buurt slapen.
:53:58
Ga in de auto slapen
en laat ons met rust.
:54:01
De auto?
Dat ding is één en al bacillen.
:54:03
Ik wíl er niet eens in rijden.
- Doe rustig. Ik heb hem schoongemaakt.
:54:06
Waarom slaap je er dan niet in?
- Misschien doe ik dat wel.
:54:10
Je hebt gelijk. We moeten
voor ons eigen eten zorgen.
:54:15
Wie ben ik? Ik smelt.
:54:17
Ik brand.
:54:19
Wat is er met jou aan de hand?
:54:21
Je legt alles nog in de as.
:54:23
Wat?
- Klootzak.
:54:31
Houd verdomme je bek dicht.
:54:36
Ik kan het niet meer aan.
:54:41
Geen gegil meer.
:54:43
We kunnen alleen eten,
we kunnen alleen slapen. Wat dan ook.
:54:46
We moeten met elkaar praten.
We moeten samenwerken.
:54:52
Bert, je hebt de weddenschap verloren.