:26:04
Ik hou van je.
:26:10
Ik zou wel ...
:26:12
iets anders willen.
:26:15
Anders...
:26:18
Anders dan wat ik nu heb, bedoel ik.
:26:20
Ik kan vlechten maken,
maar het zou de hele dag duren...
:26:23
en ik ben alleen hier de woensdag, dus...
:26:25
geen vlechten.
Neen.
:26:31
je hebt mooi haar om te vlechten.
:26:34
En je vroeg om iets anders, dus...
:26:37
Vlechten zijn ok.
Ze staan je, maar...
:26:41
Ik dacht aan iets meer...
:26:44
Wat dacht je van blond?
:26:46
Blond?
:26:47
Iets om...
:26:49
-mijn gezicht wat op te klaren.
-Iets stralends.
:26:53
Zoals dit?
:26:54
Ik dacht ook aan valse nagels.
:26:56
Ik heb geen nagels, en...
:26:58
het meisje dat de nagels doet komt de woensdag niet.
:27:01
Als je wilt, kom morgen terug.
:27:03
Dan kunnen we het toch in een keer doen?
:27:05
Ook vlechten?
:27:08
Ik zal erover denken, ok?
Tot morgen.
:27:14
Ik had twee vergaderingen vandaag
:27:16
en ik moest cake maken voor driehonderd mensen
:27:19
in de vorm van een band.
:27:23
Ik ben uitgeteld.
:27:27
Zelfs mijn heupen doen pijn.
:27:30
Ik denk dat ik een afspraak met de dokter maak morgen.
:27:33
Mijn knie doet ook pijn.
:27:36
Die cake moet wel 30 pounds gewogen hebben.
:27:42
Hoe is het met jou? Voel je je al beter?
:27:44
Ja, ik voel me goed.
:27:47
Ze zeggen dat het dit weekend gaat sneeuwen, maar ik denk van niet.
:27:51
Ik haat sneeuw.
:27:54
Ik hou zomin van de sneeuw als ik van de regen hou.