Thirteen
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:08:03
Ik kan beter weer gaan werken.
Ik had huizen kunnen verkopen.

1:08:08
Cynthia kan het aan, mam.
1:08:11
Moet ik mijn nieuwe string eens laten zien?
Het is geweldig om al lopend te kakken.

1:08:14
Wat heb je daar onder je shirt?
- Dat gaat je niets aan.

1:08:17
Wat is dat?
- Maak je maar niet druk.

1:08:19
Laat eens zien.
- Nee. En wat heb jij toch met dat porren?

1:08:22
Ik wil gewoon weten wat je daar hebt.
Mam, hou op.

1:08:31
Wat is dat in vredesnaam?
1:08:34
Ik spreek tegen jou.
- Het is een navelpiercing.

1:08:37
Praat eens wat harder.
Ik kan je niet horen.

1:08:39
Het is een navelpiercing.
1:08:42
Hoe kan ik het anders zeggen?
Ik kan geen andere talen.

1:08:45
En wil je weten
wat dit is?

1:08:49
Dit is een tongpiercing.
1:08:54
Wanneer heb je dit allemaal gedaan?
- Mam.

1:08:57
Tweeduizend jaar geleden. Ik ben een mummie.
Ik ben tweeduizend jaar geleden geboren.

1:09:04
Ik begin het echt te verliezen.
Houd alsjeblieft op.

1:09:08
Geen beha, geen panties.
1:09:10
Geen beha, geen panties.
1:09:13
Ophouden.
- Geen beha, geen panties.

1:09:28
Laat haar een tijdje bij je intrekken.
- Nee, dat kan ik niet.

1:09:31
Ze moet een tijdje bij je intrekken.
- Dat kan ik niet.

1:09:33
Ik heb gebeld om hier
uit te komen. Ik kan niet.

1:09:36
Laat haar een tijdje bij je intrekken.
- Hoor je me wel?

1:09:39
Dat kan ik niet. Ik zal met haar praten.
Het zal allemaal wel goed komen.

1:09:43
Oké? Waar is ze?
1:09:47
Is ze in de achtertuin?
1:09:55
Hoi, hoe gaat het?
1:09:57
Luister, wij...
we moeten ergens over praten.


vorige.
volgende.