:17:00
Je bent er niet bij met je hoofd.
Misschien door dat gedoe met je pa.
:17:06
Je verknalt 't vast.
- Wat dan?
:17:10
Je denkt te veel na.
:17:12
Denk ik te veel na?
Wat is daar mis mee?
:17:15
Zie je wel?
- Hoezo?
:17:17
Als je aarzelt, verknal je het.
Dan is 't voor mij de derde keer.
:17:23
Ik heb het geld nodig.
Ik kan het niet in m'n eentje.
:17:28
Pech.
Dit kun je niet uit 't hoofd leren.
:17:31
Je kiest hiervoor. Je bent er nog niet
aan toe. Het is geen vakantiebaantje.
:17:38
Je kunt hier op de bus stappen.
:17:43
Kun jij dat tasje binnen twee minuten
pakken?
:17:47
Dat daar.
:17:52
Moet ze 'm aan me geven?
- Binnen twee minuten.
:17:57
Ik wel.
:17:59
Wedden om de ring?
:18:31
Welke etage?
- De vierde.
:18:35
De tiende.
:18:49
Is 't een aardbeving?
- Nee, niets aan de hand.
:18:53
Ik heb last van claustrofobie.
- Dit ziet er niet goed uit.
:18:59
Doe iets.
- Haal er iemand bij.