:36:00
Als ze dat niet hadden gedaan, dan denk ik
dat we hem wellicht hadden kunnen redden.
:36:04
Ik moet erachter komen
wie als eerste los liet.
:36:17
Ik wilde dat je me dat niet had verteld.
:36:21
Het spijt me.
:36:23
Er was iemand bij mijn man op de dag
dat hij stierf.
:36:28
Heb je dat gemerkt?
:36:30
Er zat iemand bij hem in
de auto toen hij stopte.
:36:33
En die persoon stapte ook uit
en verdween toen.
:36:36
De auto stond aan de
andere kant van het veld.
:36:39
Ik heb alleen je man gezien toen
we in de richting van de ballon renden.
:36:43
Heb je de auto gezien?
- nou, ja maar ik was...
:36:45
Kun je je herinneren of er één
of twee portieren waren geopend?
:36:50
Waren het er één of twee?
:36:52
Ik denk...
:36:59
Nee.
:37:01
Ik kan het me niet herinneren.
Het spijt me.
:37:09
Vertel me wat er is.
:37:11
Kom op, ik bijt niet.
:37:25
Ik zat op de vloer van de passagiersstoel.
:37:27
Ja.
- Ze zouden gaan picknicken.
:37:29
Ruik het eens.
:37:33
Het is parfum.
Ik heb nog nooit parfum gebruikt.
:37:47
Als je iets gezien hebt...
denk niet dat je me hoeft te beschermen.
:37:52
Ik moet het weten als je haar gezien hebt.
:37:54
Ik heb je man met niemand
anders samen gezien.
:37:56
Ik moet weten hoe lang het al gaande was
en hoeveel het voor hem betekende.
:37:59
Maar hoe weet je dat er wel iets gaande was.
- Je kende mijn man niet.