:47:04
Wat het ook is, ik heb het niet.
:47:06
Dus als je mijn dochter aanraakt,
dan maak ik je dood.
:47:34
Wanneer ik het woord
meisje zeg,
:47:37
wat is het eerste wat je
je kunt herinneren?
:47:40
Wanneer ik het woord mooi zeg,
of het woord genoegen,
:47:46
Wat zie je dan?
:47:54
Ik zie mijn zus.
:47:58
Waar is ze?
:48:00
Ze slaapt op mijn kamer.
:48:04
Waar zijn jullie?
:48:07
Ik ben ook in mijn bed.
:48:14
Hoe oud zijn jij en je zus?
:48:19
Ongeveer,
:48:21
zes.
:48:23
Dan is zij vier jaar.
:48:27
Wat doen jullie?
:48:30
Niets.
:48:32
We deden een dutje.
Een dutje?
:48:35
Ja, een dutje.
:48:37
Kinderen doen dutjes
Nam jij nooit een dutje, Rosen?
:48:40
Ik wil hier niet over praten.
:48:42
Wat doe je daar achter?
:48:44
Namen jij en je zuster
vaak dutjes?
:48:46
Ik wil dat je gaat zitten
in je stoel, nu.
:48:50
Het spijt me.
:48:52
Ik hou er niet van als mensen
achter me staan.
:48:57
Walter toen jij en je zuster dutjes
namen, wat deed je dan?