Troy
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:30:00
We kunnen vredesboodschappers
naar Menelaüs sturen.

:30:04
Je kent Menelaüs.
Hij spietst hun hoofden op zijn poort.

:30:07
Wat wil je dat ik doe?
:30:09
Zet haar op een schip
en stuur haar naar huis.

:30:15
Vrouwen hebben altijd van Paris gehouden
en hij van hen, maar dit is anders.

:30:21
Er is iets in hem veranderd.
:30:23
Als we haar terug naar Menelaüs sturen,
zal hij haar volgen.

:30:28
Dit is mijn land...
:30:29
en dit zijn mijn mensen.
Ik wil hen niet zien lijden...

:30:33
zodat mijn broer zijn zin kan krijgen.
:30:35
En het zijn niet alleen de Spartanen
die achter haar aankomen.

:30:38
Ondertussen is Menelaüs al
naar Agamemnon gegaan...

:30:40
en Agamemnon wil ons al jaren
vernietigen.

:30:43
Al eeuwen vallen vijanden ons aan,
maar onze muren staan nog.

:30:48
Vader, we kunnen deze oorlog niet winnen.
:30:52
Apollo beschermt ons.
:30:55
Zelfs Agamemnon is geen partij
voor de goden.

:30:59
En hoeveel bataljons vraagt
de Zonnegod van ons?

:31:01
Spot niet met de goden.
:31:09
Ze komen voor mij.
:31:12
De wind brengt ze dichter.
- En als we vertrekken?

:31:16
Vanavond. Nu.
:31:19
Als we nu naar de stallen gaan,
twee paarden nemen en vertrekken.

:31:23
Naar het oosten rijden.
:31:26
En waar naartoe?
- Weg van hier.

:31:29
Ik kan op herten jagen, op konijnen.
Ik kan ons voeden.

:31:35
Maar dit is je thuis.
- Je hebt het jouwe voor mij verlaten.

:31:43
Sparta is nooit mijn thuis geweest.
:31:46
Mijn ouders stuurden me op mijn zestiende
daarheen om met Menelaüs te trouwen,

:31:49
maar het was nooit mijn thuis.
:31:51
We gaan leven van het land.
:31:52
Geen paleizen meer, geen bedienden.
Dat hebben we allemaal niet nodig.

:31:56
En je familie?
:31:58
We zouden mijn familie juist beschermen.

vorige.
volgende.