1:11:05
Luister goed.
1:11:08
Als het te doen is, wacht hij op ons.
1:11:10
Zo niet,
dan komt hij terug.
1:11:12
Als hij niet binnen vier uur terug is,
weten we dat hij daar wacht...
1:11:17
en gaan we de stad in.
1:11:20
Hij ontmoet ons
aan de rand van de stad...
1:11:23
en geeft ons alle informatie.
1:11:25
We gaan naar binnen
en blazen de boel op.
1:11:29
We rijden weer weg:
Rijk, dik en vrolijk als kinderen.
1:11:35
We kunnen niets over het hoofd zien,
niets kan fout gaan.
1:11:39
We kunnen het niet verprutsen.
1:11:42
We hebben alleen lef nodig.
1:11:46
Wie heeft er lef?
1:11:48
Wie rijdt als eerste de stad in?
1:11:52
Ik ga wel.
1:11:56
Waarom zou je?
1:12:07
Is er iemand anders die kan gaan?
1:12:10
Trout kan niets zeggen.
1:12:16
Ponch?
1:12:18
Hij is niet echt slim.
Dit is werk voor echte kerels.
1:12:25
Hoe lang rijd jij hier al rond?
1:12:28
Ze kennen toch je gezicht in Lassoo?
1:12:31
Nietwaar, Claude?
1:12:35
En jij kunt nog geen stap
in die stad zetten.
1:12:38
Ze staan meteen klaar om je te grijpen.
1:12:42
Dus blijf alleen ik nog over.
1:12:49
Goed dan. Jij kunt eerst gaan.
1:12:58
Neem Trout met je mee.