:28:26
Ga zitten.
:28:31
Zin in een potje poker?
:28:35
Niet echt.
:28:38
Je kunt toch wel kaarten?
Nee.
:28:42
Dat kan ik je leren. Neem een slok.
:28:47
Nou, ik...
:28:50
Je drinkt ook niet?
:28:53
Dat kun je maar beter leren.
:28:56
De laagste hand is een paar,
twee dezelfde kaarten.
:29:01
Dan twee paar, dan drie gelijken...
:29:06
en dan een straat.
:29:09
Drie gelijken?
:29:10
Drie van wat ook. Drie negens,
drie tienen, drie boeren.
:29:14
Welke zijn de tienen?
Kun je niet lezen?
:29:18
Lk ben nooit naar school geweest.
:29:21
Kun je schrijven?
Dan kon ik ook wel lezen.
:29:28
Wat kun je wel?
Trekken.
:29:35
Dat was zonde van de whisky.
:29:37
Waar jij heen gaat,
heb je geen whisky nodig.
:29:48
Op een tien staan tien dingen.
Tel je tenen maar.