:22:04
Niks. Ik heb je school gebeld,
ze zeiden dat je ziek was.
:22:09
Nee, ik maakte me zorgen om jou.
:22:13
Kom erin.
Ik maak wat te eten voor je.
:22:17
Hoe is het met je vader ?
:22:20
Goed. Hij wordt ouder dan wij.
:22:24
Biertje ?
- Nee. Wat is er aan de hand ?
:22:29
Ik weet het niet.
- Sta je onder verdenking ?
:22:35
Ik weet het niet.
Ik ben bij de krant geweest.
:22:39
Wat zeiden ze ?
- Wel eens met de krant gepraat ?
:22:44
Wat ga je doen ?
:22:48
Dat heb jij niet nodig.
:22:51
Wat ga je doen ?
- Dat weet ik nog niet.
:22:56
Wil je spaghetti ?
- Ik snap er niets van.
:23:01
De F.B.I. is geweest,
er is iets aan de hand.
:23:05
Wat doen ze ?
- Rond gluren, met mensen praten.
:23:11
Misschien gaan ze jou ook
vragen stellen.
:23:15
Mijn God.
- Gewoon antwoord geven.
:23:22
Moeten we John en Lena bellen ?
- Weet je nog waar we waren ?
:23:27
Wanneer ?
:23:29
Toen die vakbondsman werd
ontvoerd of verdween.
:23:33
Vertel eens.
:23:38
Toen waren we in Atlanta.
Weet je dat niet meer ?
:23:45
En dit staat in alle kranten.
:23:51
Sorry, ik dacht even niet na.
:23:56
Wat voor vragen gaan ze stellen ?
- Of je me kent. En waarvan.