Excalibur
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:33:00
O, ja... U leert snel. Dat is goed.
:33:05
Dat bevalt me.
:33:08
Merlijn, wat voor man was mijn vader ?
:33:11
Hij was dapper... Hij was sterk...
:33:14
'n Groot ridder.
:33:15
Ook 'n grote koning ?
:33:17
Tja, hij was onbezonnen.
:33:20
Hij keek nooit in de harten van mensen.
Noch in zijn eigen hart.

:33:24
Hield u van hem ?
:33:25
Men ziet graag dwaasheid in een kind.
:33:30
Help mij wijs te zijn... niet onbezonnen.
:33:34
Merlijn, waar gaat u heen ?
:33:37
Wat denkt u ? U moet 'n koninkrijk regeren.
:33:40
Maar hoe ? Ik weet niet hoe.
:33:43
U trok 't zwaard uit de steen.
:33:45
Gemakkelijk !
:33:47
O, ja ? Ik had 't niet gekund.
:33:48
U niet... ?
:33:49
U bent de koning !
:33:51
Hoe begin ik ?
:33:52
Wat is er gebeurd, nadat u wegliep ?
:33:55
Heer Hector en Kay hebben
al die tijd gewacht !

:33:59
De meeste ridders zijn tegen mij,
behalve Leondegrance.

:34:03
Ze zullen zich tegen hem keren !
:34:06
Ze belegeren zijn burcht !
:34:08
Ik moet hem helpen !
:34:10
Daar ! Dat was ook gemakkelijk !
:34:13
We moeten terug !
:34:15
Juist ! Daar zijn ze...
:34:23
Laat hen zien wie u bent.
:34:28
Ik wist, dat u ons niet
in de steek zou laten !

:34:31
Vooruit !
:34:32
Ik heb 'n paard voor u.
:34:34
Deze mannen zijn trouw. Wat wilt u doen ?
:34:38
We wachtten op u.
:34:39
Iedere man die ridder wil zijn
en 'n koning wil volgen...

:34:44
... volge mij !
:34:45
En waarheen ?
:34:47
Leondegrance ! Zijn burcht wordt belegerd.
:34:49
Guenevere, terug !

vorige.
volgende.