To Be or Not to Be
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:27:01
Goed, tenslotte moet ik
jullie kunnen vertrouwen.

:27:04
Schrijf de namen en adressen van
je familie op. Ik zal m'n best doen.

:27:11
M'n familie is er al weg, maar
ik ken nog iemand in Warschau.

:27:16
Het is nogal een delicate zaak.
- Gaat het om een dame?

:27:22
Moet ik iets doorgeven?
- Haar man mag het niet weten.

:27:25
Dat is zeker delicaat. Wat is het?
:27:28
'Zijn of niet zijn.'
Ze begrijpt het wel.

:27:32
Geheime code. En hoe heet ze?
:27:36
Anna Bronski, geloof het of niet.
- Even noteren. 'Zijn of niet zijn.'

:27:43
Hoe heet ze? Anna
b- r-o-n-s-k-i, klopt dat?

:27:50
U kent Anna Bronski toch wel.
- Moet dat dan?

:27:55
U zei dat u in Warschau hebt gewoond.
- Het is wel een bekende naam.

:28:00
Bekend? Ze is beroemd.
- O, die Anna Bronski. Wat dom van me.

:28:05
Kunt u dit lezen?
- Hier woont m'n broer uit het verzet.

:28:10
Het verzet? Wat moedig.
- Ik heb een neef in het verzet.

:28:14
Hoe heet hij?
:28:22
Iedereen uit Warschau
kent Anna Bronski.

:28:25
Er klopt iets niet, en dat wilde ik u
laten weten voordat hij vertrekt.

:28:30
Hij is al weg.
- Morgen is hij in Zweden.

:28:33
Hoe wist u dat hij weg zou gaan?
- Dat heeft hij ons verteld.

:28:39
Heeft hij dat verteld?
- Ja, daarom gaven we hem adressen.

:28:45
Van wie?
- Familie en mensen in het verzet.

:28:48
Heeft hij ze opgeschreven?
:28:51
Als hij niet tegengehouden wordt,
wordt dit het einde van het verzet.

:28:57
Hoe gaat hij naar Warschau?
- Per boot en per trein.


vorige.
volgende.