1:13:01
Zijn ze je gevangenen?
-Zoiets.
1:13:03
We zijn gegijzeld.
Ze stal m'n jeep en ontvoerde ons.
1:13:07
Jij begon: Zij allebei.
Eerst hij en toen hij.
1:13:10
Ze sloeg mij eerst.
-Heb je hem geslagen?
1:13:14
Mij ook: Ik was bijna dood geweest.
-Heb je hen geslagen?
1:13:19
Heb je ze met een geweer
gevangengenomen?
1:13:36
We rijden nog terug.
1:13:44
Doorrijden.
1:14:11
We reden bijna nog 'n Bosjesman aan.
-Zit je daar nog?
1:14:14
Geen idee waar ze vandaan komen.
-Niemand zou je zien.
1:14:18
Bosjesmannen tellen niet mee.
1:14:25
Mijn god.
-Wat is er gebeurd?
1:14:29
Zo'n Bosjesman kroop eroverheen.
-Wat bedoel je met kruipen?
1:14:35
Wat doe je?
Is alles oké? Wat wil je?
1:14:41
Wat doe je? Wat deed je daarboven?
1:14:46
Zag hij het ivoor?
-Dat moet wel.
1:14:48
Dan kun je hem niet laten gaan.
-Precies.
1:14:52
Ben je jachtopziener?
1:14:55
Hier met hem.
-Kom met ons mee: Stap in.